Stenen
Stenen
Steen Ik heb wel eens de eerste steen gesmeten. Omdat ik meende, dat ik daar het recht toe had. Het grootste gelijk van de hele wereld En rondkeek met het idee: Wie doet me wat? Soms liet ik mensen vallen als een baksteen, Als ze niet deden wat ik had verlangd Ik was voor hen een steen des aanstoots Ik gaf mensen vaak stank voor dank Maar ik wil mijn recht: al moet de onderste steen boven Tegen beter weten in begon ik weer Daarmee was ik stommer dan een ezel Die stoot zich aan een steen geen tweede keer. Kreeg ik eens een koekje van mijn eigen deeg Dan klaagde ik hierover steen en been Want, ach alles liep mij altijd tegen in mijn leven en dat leven hing om mijn nek als een molensteen Nu ik ouder ben gaat het me spijten En ik lig er zelf soms wakker van Het ligt me als een steen op de maag Dat ik zo slecht nog veranderen kan Ik zit te peinzen, en besef ineens verward. Ik ben zo koud als steen en helemaal alleen. Maar plots valt er mij een steen van ’t hart: Want ik ga wat moois opbouwen, steen voor steen Soms gaan mensen nadenken. Dat is in dit gedicht het begin van verandering. Van onze kant is er wel wat geloof, hoop en liefde nodig om de stenengooiers te helpen bij zo’n verandering. Jongeren hebben het nu zwaar en zij moeten van nature in deze leeftijd van huis los komen. Dat is soms heel erg moeilijk. Laten wij daarom geen stenen terug gooien, maar handen uitsteken om waar mogelijk te helpen. | ||
terug | ||